Ansjovis liet Waddenvissers in de steek. Uit de LC van 23 juni 1951

 

Zeven haringen.

Haringsloepen heten de punters, waarmee de vissers uit de Bjirmen van ouds het Wad bevaren en waarin nog een twintigtal vissers van Barradeel hun brood trachten te verdienen.
Maar er waren slechts zeven haringen in de tien fuiken, die de neven Lammert Palma en Lammert Palma bij eb lichtten. Ach ja, de Zuiderzeeharing, de malse en sappige, die vroeger bij vrachtauto’s vol in dorpen en steden werd uitgevent, is verdwenen net als de Zuiderzee.De enkele, die nog gevangen wordt, is net voldoende om het verleden met zijn overdaad van deze kostelijke vis in de herinnering terug te roepen. Wie herinnert zich niet de bakfestijnen, die aangericht werden om deze naar het schijnt nooit genoeg gewaardeerde vis te eren? De voorjaarsmaanden waren de tijd, dat de haring optrok naar zijn paaiplaatsen in de Zuiderzee. Het is allemaal alweer lang geleden. Volgens een voorspelling hadden ze vorig jaar terug kunnen komen op het Wad, maar het is een legendarische voorspelling gebleven, zoals er zoveel legenden om de haring zijn geweven. Wat wel in geweldige getale kwam opzetten, was een veel kleiner visje, maar dat was geen haring.
Als de Palma’s de fuiken stuk voor stuk in de sloep leeg storten, dan komen er wel bot, schar, schol en tong tevoorschijn. „Dat was vroeger ons zakgeld”, zegt een van de vissers spijtig, maar hij voegt er aan toe, dat ze toen veel minder gevangen werden. Behalve de platvissen komen er ook nog een aantal andere gedrochten te voorschijn, zoals een puitaal, een knorhaan, een steengeep en een wolhandkrab. Ook was er een flint, niet een gedrocht doch een redelijke vis naar het model van een haring, maar dan veel groter en eigenlijk ook nog lekkerder. Palma ropta

Bij de foto: Een hoop stokken aan het einde van een hoofd, dat bij Roptazijl in zee steekt, houdt de fuiken van de Palma’s op hun plaats.
Veel fleur heeft de visserij dit jaar nog niet gegeven.

Ansjovis wispelturig.

Het is al weer verscheidene weken geleden, dat het bovenstaande zich afspeelde in de buurt van Roptazijl ten Noorden van Harlingen. De beide Palma’s hadden hoop, dat de komvisserij op ansjovis meer baten zou brengen. Deze komvisserij wordt verder uit de kust bedreven dan die met fuiken op platvis. Nog voor het einde van de normale vangsttijd zijn de meeste kommen al weer van het Wad verdwenen. De vangst van ansjovis is slecht geweest. Er wordt verteld van een visser, die slechts van negentien kilo vis besomde. De kommen zijn evenals de fuiken netten, die met stokken op hun plaats worden gehouden. Wanneer men op de dijk van Barradeel staat kan men ze bij eb heel duidelijk zien staan. De kom is ongeveer 140 meter in omtrek en heeft een opening, waar de vis door een lange rij schutwand in geleid wordt. Aan de kom, meestal aan het ebeinde zit een vanghok, dat elf meter lang is en vijf breed, daaruit haalt de visser de ansjovis en nog een hele serie andere dieren, soms wel eens een inktvis. 1948 was een heel rijk ansjovisjaar. 1949 ging ook nog wel en in 1950 kwam er een storm, die de netten en de stokken vernielde. 1951 is onvoorstelbaar slecht geweest in de besommingen. Zo is het met de ansjovis altijd gegaan en zo zal het altijd wel blijven. Met de haring, de bot en de garnaal was deze vis vanouds een der beroemdheden van de Zuiderzee. Als beroemdheid gedraagt ze zich in haar wispelturigheid ook. De haring kon je zeker van zijn, maar diens verre familielid de ansjovis liet de visser in de steek. Toen de Boeddhisten zeiden, dat de wegen van een vrouw duister waren als die van een vis door het water, hadden ze de ansjoop tot voorbeeld kunnen nemen. Het dier hoort eigenlijk in de Middellandse Zee thuis en komt hierheen om te paaien. Van de Barradeelster vissers hebben verschillenden de netten vroegtijdig, uit het Wad gehaald en werk gezocht bv de boer. Wanneer straks de netten getaand zijn, zal in de volgende maanden de palingvisserij misschien uitkomst brengen in deze „grima herna” van Friesland die op een zomerdag zo lieflijk lijkt met zijn lage dijkshuisjes, maar waar een hard stuk brood verdiend wordt. De Palma’s meenden dat het avontuur ook wat deed en daarom wilden ze toch maar zelfstandig blijven.

 

 

Bladwijzer de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *