Haringsloepen heten de punters waarmee de visser uit de Bjirmen vanouds het Wad bevaren en waarin nog een twintigtal vissers van Barradeel hun brood trachten te verdienen. Maar er waren slechts zeven haringen in tien fuiken, die de neven Lammert en Lammert Palma bij eb lichtten. Ach ja, de Zuiderzeeharing, de malse en sappige, die vroeger bij vrachtauto’s vol in de dorpen en steden werd uitgevent, is verdwenen, net als de Zuiderzee.
De enkele, die nog gevangen wordt, is net voldoende om het verleden met zijn overdaad aan kostelijke vis in de herinnering terug te roepen. Wie herinnert zich niet de bakfestijnen, die aangericht werden, om deze naar het schijnt, nooit genoeg gewaardeerde vis te eren?
De voorjaarsmaanden waren de tijd dat de haring optrok naar zijn paaiplaatsen in de Zuiderzee. Het is allemaal al weer lang gelden. Volgens een voorspelling hadden ze vorig jaar terug kunnen komen op het Wad, maar het is een legendarische voorspelling gebleven, zoals er zoveel legenden om de haring zijn geweven. Wat wel in geweldige getale kwam opzetten, was een veel kleiner visje, maar dat was geen haring.
Als de Palma’s de fuiken stuk voor stuk in de sloep leeg storten, dan komen er wel bot, schar, schol en tong te voorschijn. ‘Dat was vroeger ons zakgeld’ zegt een van de vissers spijtig, maar hij voegt er aan toe, dat ze toen veel minder gevangen werden. Behalve de platvissen komen er ook nog een aantal andere gedrochten te voorschijn, zoals een puitaal, een knorhaan, steengeep en een wolhandkrab. Ook was er een flint, niet een gedrocht doch een redelijke vis naar een model van een haring, maar dan veel groter en eigenlijk ook nog lekkerder.
Ansjovis wispelturig
Het is weer verscheidene weken geleden, dat het bovenstaande zich afspeelde in de buurt van Roptazijl ten noorden van Harlingen. De beide Palma’s hadden hoop dat de komvisserij op ansjovis meer baten zou brengen. Deze komvisserij wordt verder uit de kust bedreven dan die met fuiken op platvis. Nog voor het einde van de normale vangtijd zijn de meeste kommen al weer van het Wad verdwenen. De vangst van de Ansjovis is slecht geweest. Er wordt verteld van een visser, die slechts negentien kilo vis besomde.
De kommen zijn evenals de fuiken netten, die met stokken op hun plaats worden gehouden. Wanneer men op de dijk van Barradeel staat kan men ze bij eb heel duidelijk zien staan. De kom is ongeveer 140 meter in omtrek en heeft een opening, waar de vis door een lange rij schutwand in geleid wordt. Aan de kom, meestal aan het ebeinde zit een vanghok, dat elf meter lang is en vijf breed, daaruit haalt de visser de Ansjovis en nog een hele serie andere dieren, soms wel een een inktvis.
1948 was een heel rijk Ansjovisjaar. 1949 ging ook nog wel en in 1950 kwam er een strom, die de netten en de stokken vernielde. 1951 is onvoorspelbaar slecht geweest in de besommingen.
Zo is het met de Ansjovis altijd gegaan en zo zal het ook altijd wel blijven. Met de haring, de bot en de garnaal was deze vis vanouds een der beroemdheden van de Zuiderzee. Als beroemdheid gedraagt ze zich in haar wispelturigheid ook. De haring kon je zeker van zijn, maar diens verre familielid, de Ansjovis liet de vissers in de steek. Toen Boeddhisten zeiden, dat de wegen van een vrouw duister waren als die van een vis door het water, hadden ze de Ansjovis tot voorbeeld kunnen nemen. Het dier hoort eigenlijk in de Middellandse Zee thuis en komt hierheen om te paaien.
Van de Barradeelster vissers hebben verschillenden de netten vroegtijdig uit het Wad gehaald en werk gezocht bij de boer. Wanneer straks de netten getaand zijn, zal in de volgende maanden de palingvisserij misschien uitkomst brengen in deze ‘grime herna’ van Friesland, die op een zomerdag zo lieflijk lijkt met zijn lage dijkhuisjes, maar waar een hard stuk brood verdiend wordt. De Palma’s meenden dat het avontuur ook wat deed en daarom wilden ze toch maar zelfstandig blijven.